Direct contact opnemen met kerkelijk bureau of scriba algemene kerkenraad.

Meditaties

Hij staat aan de oever

... “En toen het al ochtend geworden was, stond Jezus aan de oever, maar de discipelen wisten niet dat het Jezus was”
(Johannes 21:4)

Hij staat aan de oever. Een vreemdeling.

Ze zien een man, maar ze kennen hem niet. Hij kent hen wel.

Hoe kan dat nu, dat ze Jezus niet herkennen? Het is niet door de afstand. Zij zijn niet ver van het strand, lezen we in vers 8. Of zijn hun ogen gesloten gehouden zoals bij de Emmaüsgangers? Johannes geeft ons geen verklaring. We moeten het doen met de vaststelling van het feit.

Het kan dus, dat Jezus er is en niet herkend wordt. Al heeft Hij zich na Pasen al meerdere keren laten zien, maar zelfs leerlingen die jarenlang met Hem opgetrokken zijn, hebben niet door dat de Meester hen roept. Als zij Hem al niet herkennen als de Opgestane verschijnt, Hij Die God en Mens is, hoe zal het ons vergaan? Het moet ons toch veel moeilijker zijn om Gods nabijheid te ervaren. Daarom is dit getuigenis van de discipel die Jezus liefheeft nuttig. Doorslaggevend is niet onze waarneming en onze ervaring.

Hij is er. Hij heeft het beloofd. Bij Zijn hemelvaart zegt Hij nog eens: “Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld”. De Catechismus beaamt dat: “naar Zijn godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmer van ons”, al is Hij “naar Zijn menselijke natuur niet meer op aarde”.

Hij is er. Hij hoeft er niet voor aan de oever van het meer of van de Grift te staan. Hij hoeft niet mee te lopen naar Emmaüs of naar de Hoofdstraat of Kerkewijk. Hij is er naar Zijn godheid en Geest. Dat is niet afhankelijk van ons zien, herkennen en ervaren. En als we Hem tegenkomen, dan is dat niet uit ons.

Hij zoekt ons op. Hij laat zich vinden. De ene keer vervulling van vurige verwachting en gebed. De andere keer onverwachts, ongevraagd, maar ongehinderd. Johannes 21 laat ons zien hoe dat kan gaan.

Een woord komt tot ons. Zoiets als: “Kinderen, hebt u niet iets voor bij het eten?” In het Grieks staat het er zo dat je als lezer in die tijd weet: “Nee, hè, je hebt niets?”

Hij laat het er niet bij. Voor mensen die teleurgesteld zijn, die te kort komen, en wie dan ook heeft Hij een passend woord. Voor hen: “werp het net uit aan de rechterkant”. Het wordt een net vol vissen. Als dat gebeurt, dan weet Johannes: “het is de Heere!”

Vraag niet om uitleg hoe hij het weet. Hij weet het, hij gelooft, want Jezus wil dat hij het weet.

Een woord. En als het nodig is een teken, een verwijzing. Hebt u niet iets voor bij het eten? U hebt het niet, maar Ik heb wel. Al wat u ontbreekt geef Ik zelfs als u het niet smeekt mild en overvloedig. En al wat u teveel hebt aan twijfels, ongeloof, zonden, laat Mij dat maar meenemen, zodat u kunt gaan zingen “zo ver het west verwijderd is van ’t oosten, zo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten, van ons de schuld en zonden weggedaan”. Dat komt ook nog, verderop in Johannes 21. Maar eerst neemt Jezus brood en geeft het hun, en vis. Wie zou niet denken aan die keren hiervoor toen Hij dat ook deed?

Hij is er, met brood en vis. Maar bovenal: Hij zelf is er, Lam van God, Brood des levens. Hij heeft zichzelf gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft zal leven, eeuwig met Hem.

Naar overzicht

Geplaatst door:

dr. J. van Beelen

Datum:

13 april 2021

Deze website is ontwikkeld in samenwerking met: